Regelmatig ervaar ik strijd tussen beide werelden (kunsten en onderwijs). En als we beiden onder de loep nemen, is dat eigenlijk niet zo heel vreemd. In bepaalde opzichten staan ze lijnrecht tegenover. In de beeldende kunst vormen het scheppen van chaos en verwarring, verwondering, fantasie, het verkennen en verleggen van grenzen en het kritisch bevragen van de wereld, een vast onderdeel van het kunstenaarspraktijk.
Daarentegen; ‘chaos, verwarring, grenzen verkennen c.q. verleggen‘ en ‘kritisch zijn’ zijn geen termen die je associeert met een standaard klaslokaal. Denk ook aan; ‘fantasie‘ en ‘verwondering‘. Sommigen ervan worden zelfs als heel onwenselijk beschouwd in schoolsituaties; ‘chaos scheppen, verwarring creëren en buiten-de-lijntjes-kleuren…?’ Bah…. Evenals falen, originaliteit en intuïtie.
Een leerling die in een standaardles:
– fantaseert…; zit niet op te letten;
– zijn grenzen verkent en verlegt…; is grensoverschrijdend bezig;
– chaos creëert.…; kan kennelijk niet organiseren;
– voor verwarring zorgt…; is niet duidelijk, concreet en niet te volgen;
– buiten-de-lijntjes-kleurt…; houdt zich niet aan de opdracht;
– faalt…; heeft de opdracht niet goed gedaan;
– origineel probeert te zijn…; steekt boven het maaiveld uit en loopt niet in de maat;
– zijn intuïtie gebruikt; …. is niet met zijn verstand bezig;
– kritisch is en veel Waarom-vragen stelt; … is aan het klagen en zeuren en houdt de les op;
Kunst en onderwijs bestaan soms naast elkaar, maar ze denken anders. Onderwijs streeft naar structuur en voorspelbaarheid, terwijl kunst juist zoekt naar verrassing en onzekerheid. Ze vertegenwoordigen twee verschillende manieren van kijken: de één gericht op wat we kennen en kunnen controleren, de ander op wat nog onbekend is, ‘ambigu’ en in beweging.
Onderwijs daartegen is een systeem van beheersing: kennis wordt gemeten, tijd wordt ingedeeld, resultaten worden verwacht. Leerlingen worden getoetst en vergeleken, en het curriculum is ontworpen om zekerheid te bieden. Orde is nodig, maar het heeft een prijs. Waar kunst ruimte geeft aan twijfel en verwondering, wordt in het onderwijs vaak gehaast naar duidelijke antwoorden. Vragen stellen en reflecteren voelen als vertraging; ze passen niet in de vaste planning.
Kunst daagt het gewone uit, verdiept de ervaring en maakt haar intenser. Onderwijs probeert die intensiteit te temperen, om het veilig en overzichtelijk te houden. Originaliteit wordt gestimuleerd, maar alleen binnen de lijntjes een vreemde vorm van vrijheid.
Kunstenaars die buiten-de-lijnen-kleuren: is dat een vaardigheid die je kunt leren, of een daad van verzet? Een manier om te ontsnappen aan het voorspelbare? Denkers zoals Rancière en Biesta benadrukken dat echt leren begint waar de orde wankelt; waar de leerling niet alleen informatie ontvangt, maar actief meedoet in het vormen van betekenis.
Misschien zou er minder spanning zijn als kunst in het onderwijs niet zou dienen om de orde te versterken, maar om haar te laten trillen. Om ruimte te maken voor ambivalentie, verwondering en het niet-weten; die zeldzame momenten waarop leren weer echt levend voelt.